Code oranje

 

Zowel het begin als het eind van mijn werkdagen zijn een feest: ik loop van mijn huis in de Goirkestraat naar het museum en weer terug. Ik kom dan halverwege door ons prachtige Wilhelminapark. De wandeling warmt me op voor de dag en – vice versa – helpt ze me om hem af te ronden. ‘Dag bomen, dag vogels, dag bloemen’.

Mijn ritueel werd echter afgelopen donderdagochtend wreed verstoord door een afzichtelijke oranje schutting rondom het hele park. Meteen: irritatie van de primitieve territoriale nucleus in mijn brein: als ik daar elke dag doorheen loop, dan is het toch zeker ook een beetje mijn park? Dat is niet waar, maar het voelt waar. Oeroud sentiment.

Het denkende deel van mijn brein reageerde echter direct, op zoek naar verklaringen. Was het misschien kunst? Een spontane uiting van ontsporend oranjegevoel wellicht? Was er een zeldzame orchidee aangetroffen die moest worden beschermd? Maar zelfs ik kon er deze keer geen kunst van bakken en de andere oplossingen leken me bij nader inzien nog onwaarschijnlijker. Wat bleek? De schutting moest een dancefeest aan het oog onttrekken of mensen buiten het park houden die – zoals ik – niet kunnen dansen.

Bij het zien van zoveel nutteloze lelijkheid kreeg ik een rood waas voor de ogen. Dat werd roder toen ik bedacht dat iemand dit moest hebben bedacht, en nog roder toen ik inzag, dat iemand dit prima moest hebben gevonden, of zelfs tof. Tilburgers konden het niet geweest zijn, want die zijn trots op de schoonste stad van het land en dus ook op deze groene parel, die doen zulke dingen niet.

Het rood voor mijn ogen werd langzaam weer oranje. Verder kwam ik niet. Code oranje: opgepast, er zijn barbaren in de stad!

2014