Genot (1)

 

Op vrijwel alle werkdagen passeer ik dit bord. Aanbeland op dit punt van mijn wandeling van werk naar huis steek ik meestal een sigaret op. Ik wist al dat deze bijna dwangmatige handeling – behalve met mijn onmiskenbare nicotineverslaving – ook samenhangt met de genotvolle combinatie van natuur en tabak, de melange van frisse lucht en de prettige bedwelming met een in onmin geraakt natuurproduct. Op een dag besloot ik niet alleen de kop, maar ook de tekst op dit bord te lezen. En toen drong tot me door, dat ook mijn natuurlijke neiging tot rebellie tegen onzinnig overheidshandelen wel eens een rol bij mijn gedrag zou kunnen spelen. Kans op een boete neem ik dan maar op de koop toe. Ik ben nog steeds niet aangehouden en weet niet goed of ik dat jammer moet vinden.

Nadere beschouwing van redactie en vormgeving van het bord gaven mij het gevoel, dat hier sprake moest zijn van bedrog of bluf: wat in het blauwe vlak rechtsonder staat is immers niet anders te interpreteren dan als een algemeen verbod op het gebruik van uitroeptekens (waar ik best voor ben). En het verbod op het onder zich hebben van dranken, flessen of glazen deed me meteen angstig naar mijn boodschappentas kijken. Hier kunnen geen juristen achter zitten, geen geratificeerde collegebesluiten, zo concludeerde ik uit al deze absurditeiten! Dit is het werk van een overenthousiaste buurtbewoner!

Maar nee, het genotsmiddelenverbod bestaat echt, en artikel 69 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening is ook geen verzinsel. Officieel beleid! Wie  ‘genotsmiddelenverbod’ googlet krijgt trouwens een meerderheid van treffers in mijn eigen mooie stad, Tilburg, het is niet anders.

Ach, wat zijn we ver heen. Het leek me zo leuk, straks in de zomer van 2015, een picknick op het gras van het Wilhelminapark, broodjes kip, zalmsalade, olijven en een heerlijke fles Prosecco, gezellig, samen met vrienden. Maar het feestje gaat niet door. Hier geldt een genotsmiddelenverbod. Staan we echt aan het begin van een nieuw tijdperk, waarin genieten niet meer mag?

2014

Excuses

 

Een oprechte verontschuldiging is een prachtig gebaar, als iemand met oprechte spijt over zijn daden haar aanbiedt. Hoewel we een verontschuldiging mogen weigeren, getuigt aanvaarding ervan als een teken van edelmoedigheid en beschaving.

De waarde van excuses wordt heel anders wanneer er wel sprake is van schuld, maar niet van echte spijt. Zo kan men een scheldkanonnade  laten vooraf gaan door de woorden ‘sorry hoor, maar …’. Of de politieagent die in het programma wegmisbruikers de wegpiraat aanspreekt met de woorden: ‘Het spijt me zeer, maar u krijgt een proces verbaal’. Omdat hier de excuses aan de daad voorafgaan, levert de spreker in zulke gevallen zelf het bewijs dat zijn spijt niet oprecht is.

Hilarisch wordt een spijtbetuiging, wanneer er geen sprake is van wandaad of schuld, noch van spijt. Al jaren bedacht ik dit bij het zien van stadsbussen met de tekst ‘sorry, geen dienst’. Sorry voor wat? De chauffeur rijdt na gedane arbeid zijn bus naar de garage, vervuld van voldoening en met verlangen naar zijn welverdiende rust en de hereniging met zijn heerlijke gezin.

De bedenkers van deze mededeling wapenen zich misschien tegen de onterechte boosheid van een gefingeerde, ongeduldige passagier, maar onderschatten daarmee diens intelligentie. Wij snappen heus wel dat er bussen zijn die geen dienst hebben. Dit ‘sorry’ is dan ook niet meer of minder dan een holle, laffe frase.

2014

Een eigen huis

 

In de tuin van mijn nieuwe eigen huis, natuurlijk in mijn geliefde stad, vond ik vandaag een leeg slakkenhuis, restant van een merelontbijtje. Ik rustte even uit van het klussen en keek naar de lege huizen.

Stel je eens voor, zo dacht ik toen, je huis heb je zelf gemaakt, het past je als een jas, en je neemt het – binnen je beperkte actieradius –  overal mee naartoe. Het huis groeit met je mee. Je hebt geen makelaar nodig, geen notaris, geen hypotheekbank en geen verhuisbedrijf. Het is in mooie tinten geschilderd, een tijdloos ontwerp, slijtvast en onderhoudsarm. Je woont niet in een rijtje, zoekt steeds het lekkerste plekje uit als standplaats.

Ik zag ook meteen een schaduwzijde aan het slakkenbestaan. Samenwonen is er niet bij. Ik stond weer op en ging vrolijk aan de slag.

2016

Dimensies

Ik kwam haar altijd tegen wanneer ik van mijn huis naar de Jumbo wandelde. Ze was geposteerd bij een van de twee snackbars die mijn straat rijk is. En op de terugweg ontmoette ik dan steeds weer haar spiegelbeeldige dubbelgangster. Haar ivoorwitte tanden en sensuele lippen hadden zich zojuist al aan het bevroren lekkers in haar hand vergrepen, waarna ze speciaal voor mij nog heel vlug haar mond moest hebben gekuist en haar lippenrood ververst.

Zoet en warmbloedig moet ze zijn geweest, mijn ijsminnende verleidster, zodat alles en iedereen in haar nabijheid – behalve het ijsje –  direct zou smelten. Ik verbeeldde  me dat ze Marguérita heette, zozeer begon ik aan onze ontmoetingen te wennen. Deze uiterst tweedimensionale dame deed zo haar best om ook een derde dimensie te suggereren, dat haar enige droom – mij deelgenoot te maken aan haar orale genoegens – onweerstaanbaar in vervulling leek te moeten gaan. Maar ik heb natuurlijk veel te lang gedraald.

Op een dag was Marguérita er niet meer. De OLA-marketeers moeten zich hebben bedacht. Zoveel mediterrane sensualiteit was kennelijk toch iets teveel voor de gemiddelde Nederlandse consument. Een alleraardigst, iets degelijker ogend meisje had haar positie ingenomen. De korte vraag ‘IJsje?’ is nu toegevoegd om ons duidelijk te maken, dat het echt alleen om het ijsje gaat. Ze lijkt me aardig hoor, dat nieuwe meisje, maar ik mis Marguérita zo. Nog steeds.

2014

Code oranje

 

Zowel het begin als het eind van mijn werkdagen zijn een feest: ik loop van mijn huis in de Goirkestraat naar het museum en weer terug. Ik kom dan halverwege door ons prachtige Wilhelminapark. De wandeling warmt me op voor de dag en – vice versa – helpt ze me om hem af te ronden. ‘Dag bomen, dag vogels, dag bloemen’.

Mijn ritueel werd echter afgelopen donderdagochtend wreed verstoord door een afzichtelijke oranje schutting rondom het hele park. Meteen: irritatie van de primitieve territoriale nucleus in mijn brein: als ik daar elke dag doorheen loop, dan is het toch zeker ook een beetje mijn park? Dat is niet waar, maar het voelt waar. Oeroud sentiment.

Het denkende deel van mijn brein reageerde echter direct, op zoek naar verklaringen. Was het misschien kunst? Een spontane uiting van ontsporend oranjegevoel wellicht? Was er een zeldzame orchidee aangetroffen die moest worden beschermd? Maar zelfs ik kon er deze keer geen kunst van bakken en de andere oplossingen leken me bij nader inzien nog onwaarschijnlijker. Wat bleek? De schutting moest een dancefeest aan het oog onttrekken of mensen buiten het park houden die – zoals ik – niet kunnen dansen.

Bij het zien van zoveel nutteloze lelijkheid kreeg ik een rood waas voor de ogen. Dat werd roder toen ik bedacht dat iemand dit moest hebben bedacht, en nog roder toen ik inzag, dat iemand dit prima moest hebben gevonden, of zelfs tof. Tilburgers konden het niet geweest zijn, want die zijn trots op de schoonste stad van het land en dus ook op deze groene parel, die doen zulke dingen niet.

Het rood voor mijn ogen werd langzaam weer oranje. Verder kwam ik niet. Code oranje: opgepast, er zijn barbaren in de stad!

2014